;

Kansengelijkheid

Deel deze pagina

Social media

In Nederland kiezen leerlingen op twaalfjarige leeftijd een school voor voortgezet onderwijs. Dat is erg vroeg, ook in vergelijking met andere Europese landen. Het is bovendien lastig om op te stromen in het Nederlandse onderwijsstelsel, bijvoorbeeld van vmbo naar havo. Wanneer de selectie later zou plaatsvinden, krijgen leerlingen meer gelijke kansen. 

 

Al bij de instroom in het basisonderwijs is sprake van ongelijke kansen. Daarom moeten we niet alleen inzetten op latere selectie, maar ook op voorschoolse ontwikkeling en de ‘rijke schooldag’.

 

Voorschoolse ontwikkeling en rijke schooldag

Achterstanden die ontstaan voordat kinderen naar school gaan, kunnen in het basisonderwijs moeilijk worden ingehaald. Het gaat dan met name om achterstanden in taalontwikkeling en op sociaal-emotioneel gebied. We kunnen dit voorkomen door zoveel mogelijk kinderen naar de kinderopvang te laten gaan en indien nodig te laten deelnemen aan voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Eventuele achterstanden kunnen dan al vroeg worden opgemerkt en aangepakt. Dit bevordert kansengelijkheid al vóór kinderen op de basisschool starten.

Dit kan alleen als alle ouders in Nederland gratis gebruik kunnen maken van kinderopvang en voor- en vroegschoolse educatie, en niet alleen ouders die werken. Ook moet de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs gemakkelijker worden, bijvoorbeeld door de knelpunten bij het opzetten van (Integrale) Kindcentra (IKC’s) weg te nemen. In een kindcentrum werken onderwijs, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang samen. Soms zijn ook andere partners betrokken, zoals jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg. Op dit moment werkt 91% van de basisscholen al samen met een of meerdere kinderopvangorganisaties.

Op een zogenaamde ‘rijke schooldag’ worden buitenschoolse opvang, sport, kunst, cultuur, huiswerkbegeleiding, muziek en het ontdekken van techniek en natuur zoveel mogelijk onder één (school)dak bij elkaar gebracht. Zo kunnen alle kinderen zich breed ontwikkelen, ook kinderen die thuis misschien minder meekrijgen.

Schooladvies en doorstroomtoets

Aan het einde van de basisschool krijgen leerlingen een schooladvies en maken ze een onafhankelijke, centrale eindtoets. Vanaf schooljaar 2023-2024 heet deze eindtoets doorstroomtoets. De doorstroomtoets wordt straks eerder in het jaar afgenomen dan de huidige eindtoets, namelijk in februari in plaats van april. Ook het schooladvies komt eerder in het jaar tot stand, namelijk in januari. 

 

De eindtoets en de doorstroomtoets zijn momentopnamen. Veel kinderen presteren op het meetmoment niet goed: 31% van de leerlingen scoort lager op de eindtoets dan het schooladvies. Het schooladvies is gebaseerd op de resultaten van het leerlingvolgsysteem (LVS) gedurende de hele basisschool en op de ervaringen en observaties van de leerkrachten. Zo komen leerlingen toch op een passende plek terecht in het voortgezet onderwijs. 

Scholen op de kaart toont per school welke schooladviezen er zijn gegeven en wat de gemiddelde eindtoetsscore was.

Scholenopdekaart.nl

Heroverwegingen en bijgestelde adviezen

Wanneer een kind een hogere score haalt op de eindtoets dan het advies van de basisschool aangeeft, is er sprake van onderadvisering. In dat geval moet de school het advies heroverwegen. In het schooljaar 2021-2022 werd bij 38% van de leerlingen het schooladvies heroverwogen. Dit leidde vervolgens bij 10% van de leerlingen tot een bijstelling van het schooladvies naar boven. Vanaf schooljaar 2023-2024 is een basisschool verplicht het advies naar boven bij te stellen als de score van de doorstroomtoets daar aanleiding toe geeft.

Onderadvisering is ongelijk verdeeld

Onderadvisering is ongelijk verdeeld over leerlingen in groep 8. Leerlingen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status worden vaker ondergeadviseerd. Zij hebben dus vaker recht op een heroverweging.

Heroverwegingen leiden vervolgens vaker tot een bijgesteld schooladvies bij kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond én bij kinderen met ouders met een hogere sociaaleconomische status en/of een hoger inkomen. Hoe hoger de sociaaleconomische status en/of het inkomen van ouders, hoe hoger de kans op bijstelling van het schooladvies.

Er zijn ook regionale verschillen bij onderadvisering. In niet-stedelijke gebieden worden adviezen vaker heroverwogen. Kinderen scoren daar dus vaker hoger op de eindtoets dan het advies van de school aangeeft.

Nederlandse leerlingen kiezen vroeg

Nederlandse leerlingen kiezen relatief vroeg een onderwijssoort. Er zijn slechts vijf Europese landen waar dit eerder gebeurt. In de meeste andere Europese landen gebeurt dit later.

Na het schooladvies

In het voortgezet onderwijs worden ondergeadviseerde leerlingen vaker op een ander niveau geplaatst dan hun eindtoetsscore aangaf. Een deel stroomt daarna wel op naar een passend niveau, maar een groot deel doet dat niet. Kansrijk adviseren kan gunstig zijn voor leerlingen die het risico lopen ondergeadviseerd te worden. Hoewel kansrijk adviseren tot meer afstroom leidt, blijkt uit onderzoek dat leerlingen uiteindelijk vaker op een passend niveau terechtkomen (Timmermans et al., 2018).

Er zijn ook andere factoren die leiden tot afstroom, zoals het sociaaleconomische milieu waarin leerlingen opgroeien. Na drie jaar in het voortgezet onderwijs blijken leerlingen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status vaker op een lager niveau te zijn uitgekomen dan was geadviseerd (en dan op basis van de eindtoetsscore mocht worden verwacht). Wanneer een leerling in het derde jaar van de middelbare school zit, krijgen basisscholen te horen of de leerling nog op het gegeven advies zit. Hiermee kan een school de kwaliteit van het schooladvies beoordelen.

In de onderstaande figuur is te zien hoeveel leerlingen onder, op of boven niveau zitten, gerangschikt naar het advies dat zij ontvingen. Van het aantal leerlingen dat een vwo-advies kreeg, zit bijvoorbeeld 12,3% in het derde jaar op een lager schoolniveau.

Drie oplossingen

De PO-Raad ziet drie structurele oplossingen voor kansenongelijkheid:
1.

Kansrijker stelsel

De PO-Raad roept samen met de VO-raad op tot een kansrijker stelsel met latere selectie en doorlopende leerlijnen van nul tot achttien jaar (inclusief voor- en vroegschoolse educatie). De funderende fase loopt tot het moment dat een leerling vijftien jaar oud is. Leerlingen kunnen vervolgens kiezen voor een beroepsgerichte of academische stroom.

Brede brugklassen en een flexibele onderbouw in het voortgezet onderwijs dragen bij aan kansengelijkheid in aanloop naar een kansrijker stelsel, maar zijn slechts tijdelijke oplossingen. Een stelsel is tevens kansrijk wanneer kinderopvang publiek toegankelijk is voor alle kinderen.

 

Lees meer over een kansrijker stelsel in een visueel overzicht dat de PO-Raad en de VO-raad hierover maakten.

Kansrijk onderwijsstelsel
2.

Kansrijk adviseren

Toen de eindtoets in het basisonderwijs in 2020 niet werd afgenomen, kregen basisscholen het advies om kansrijk te adviseren. Doordat leraren niet altijd goed zicht hadden op de ontwikkeling van leerlingen, werd opgeroepen om hun het voordeel van de twijfel te geven.

Ook na 2021 bleef de PO-Raad voorstander van kansrijk adviseren, omdat blijkt dat dit vaak in het voordeel van leerlingen uitvalt. Ondanks het feit dat kansrijk adviseren een tijdelijke oplossing is, zorgt het ervoor dat meer leerlingen uiteindelijk op een passend niveau terechtkomen.

 

Meer weten over de overgang van po naar vo en de effecten van kansrijk adviseren?

onderwijskennis.nl

 

3.

Gezonde school en rijke schooldag

Een gezonde school bevordert het welbevinden van leerlingen. Dat kan een kantine zijn met gezonde voedselkeuzes, veel mogelijkheden voor bewegen en sport, maar ook lessen in mediawijsheid.
Op een rijke schooldag worden buitenschoolse opvang, sport, kunst, cultuur, huiswerkbegeleiding, muziek en het ontdekken van techniek en natuur zoveel mogelijk onder één (school)dak bij elkaar gebracht. Een rijke schooldag biedt kinderen die het het hardst nodig hebben zo de kans om meer in en buiten school te doen, zich te ontwikkelen en te ontdekken wat ze leuk vinden.