Onderwijs
Deel deze pagina
Social media
Ieder kind heeft recht op het beste onderwijs en op gelijke kansen. Daarom werken schoolbestuurders, schoolleiders en leraren elke dag aan het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. Dat begint bij de goed meetbare basis: taal en rekenen. Daarnaast gaat onderwijskwaliteit ook over welbevinden, sociaal-emotionele ontwikkeling en burgerschap, en die aspecten zijn lastiger meetbaar.
Nederland kent een grote diversiteit aan onderwijssoorten en -vormen. De vrijheid van onderwijs, die in de Grondwet is verankerd, maakt deze diversiteit mogelijk. Hoewel dit de kracht is van ons onderwijsstelsel, moeten we er ook voor zorgen dat leerlingen op alle scholen dezelfde kansen krijgen. Elke leerling moet zich optimaal kunnen ontwikkelen.
Hoeveel leerlingen en scholen zijn er?
Het primair onderwijs telt bijna 1,5 miljoen leerlingen. De meeste leerlingen gaan naar een reguliere basisschool.
Naast reguliere basisscholen zijn er ook scholen voor voortgezet speciaal onderwijs ((v)so), speciaal basisonderwijs (sbo), speciaal onderwijs (so) en scholen met een combinatie van so en (v)so.
De scholen voor gespecialiseerd onderwijs (so/vso/sbo) hebben kleinere groepen dan het regulier onderwijs, en er is specialistische/intensieve begeleiding voor de leerlingen omdat zij een extra ondersteuningsbehoefte hebben.
Voor leerlingen in het so/vso geldt nog dat er een onderverdeling is in clusters:
-Cluster 1: voor blinde- en slechtziende leerlingen
-Cluster 2: voor slechthorende- en dove leerlingen, of leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS)
-Cluster 3: voor leerlingen met een langdurige ziekte (LZK), voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZML), of leerlingen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking
-Cluster 4: voor zeer moeilijk opvoedbare leerlingen (ZMOK), leerlingen met psychiatrische stoornissen, stoornissen in het autistisch spectrum of ernstige gedragsproblemen, en scholen verbonden aan pedologische instituten.
Brede vorming met een stevige basis
Om mee te kunnen doen in onze maatschappij hebben leerlingen een stevige basis nodig. De maatschappelijke opdracht van het onderwijs is om alle leerlingen het fundament voor een brede ontwikkeling te bieden. Daar hoort bij dat alle kinderen goed moeten kunnen lezen, schrijven en rekenen en dat zij voorbereid worden op actieve deelname aan de (digitale) samenleving.
Ons onderwijs draagt bij aan kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming van leerlingen. Niet alle opbrengsten op dit brede spectrum zijn uit te drukken in cijfers. Zo zijn sociale en maatschappelijke competenties lastig meetbaar, maar ze zijn wel merkbaar en zichtbaar in de onderwijspraktijk.
Taal en rekenen
Wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het gebied van de Nederlandse taal en rekenen wordt omschreven in referentieniveaus. De referentieniveaus, die op landelijk niveau worden vastgesteld, gelden voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs (mbo).
Met de referentieniveaus kun je de opbrengsten van scholen onderling vergelijken. Uit die vergelijking blijkt dat er zichtbare verschillen zijn tussen scholen. Bovendien blijkt dat er ook verschillen in opbrengsten zijn tussen scholen met een vergelijkbare leerlingpopulatie. Dat betekent dat er kwaliteitsverschillen zijn tussen vergelijkbare scholen en dat kinderen dus niet altijd overal dezelfde kansen krijgen.
Tegelijkertijd heeft ieder kind wel recht op dezelfde kansen. Daarom is het belangrijk dat de verschillen tussen scholen worden verkleind en dat slecht presterende scholen hun onderwijs verbeteren. Het is immers onze verantwoordelijkheid om leerlingen in staat te stellen het fundament te ontwikkelen dat ze nodig hebben voor een kansrijke start in het vervolgonderwijs.
Onderstaande figuren laten zien welk percentage leerlingen het gewenste basisniveau haalt (1F, fundamenteel niveau). Het streven is dat 85% van de leerlingen in elk geval dit niveau behaalt. Daarnaast is de ambitie dat 65% van de leerlingen het streefniveau (1S) behaalt. Ter verduidelijking: leerlingen die streefniveau (1S) voor rekenen behalen, hebben ook (al) 1F behaald. Bij leesvaardigheid gaat het om een fundamenteel (1F) én een streefniveau (2F).
In Vensters kunnen scholen hun eigen gegevens bekijken en vergelijken.
vensters.nl
Digitale geletterdheid
Onder digitale geletterdheid verstaan we de kennis en vaardigheden die een leerling nodig heeft om toegang te krijgen tot informatie in onze samenleving, en om actief te kunnen deelnemen aan onze digitale samenleving, nu en in de toekomst.
De onderstaande figuur laat zien dat de digitale geletterdheid van leerlingen in 2021 is verbeterd ten opzichte van 2019.
Burgerschap
Leerlingen hebben sociale en maatschappelijke competenties nodig om op een goede manier te kunnen omgaan met anderen, en om bij te dragen aan de samenleving, de democratie en de gemeenschappen waarin ze leven.
Bij burgerschap zijn zowel kennis als vaardigheden van belang. Scholen werken al langer aan burgerschap. Na invoering van de nieuwe burgerschapswet in 2021 zijn scholen (verder) aan de slag gegaan met het vormgeven van hun onderwijs voor het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke competenties. Elke school werkt op zijn eigen manier en vanuit een eigen visie aan goed onderwijs. Zij werken hard aan het beter zicht krijgen op de ontwikkeling van leerlingen met betrekking tot deze vaardigheden, kennis en competenties.
Hoe de coördinatie van burgerschapsonderwijs vorm krijgt, verschilt per school. Dit is geïllustreerd in de figuur hieronder. Bij ruim 60% van de scholen is de coördinatie belegd bij (een lid van) de schoolleiding.
Een veilige omgeving om te leren
Scholen moeten ervoor zorgen dat leerlingen in een sociaal veilige omgeving kunnen leren. Een veilige omgeving is een randvoorwaarde voor kinderen om tot leren te komen. Tijdens de coronacrisis hebben we (weer) gezien hoe belangrijk dit is. Veel scholen besteden nu dan ook meer tijd en aandacht dan voorheen aan het welbevinden van leerlingen en leraren.
Het gaat goed met de sociale veiligheid op Nederlandse scholen. Negen van de tien leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs voelen zich (heel) veilig op school.
Leerlingen voelen zich niet alleen veilig, maar zijn over het algemeen ook tevreden over hun school: gemiddeld geven zij deze een 8,1. Ook de ouders van leerlingen in het primair onderwijs zijn tevreden over het onderwijs voor hun kinderen. Zij geven de school gemiddeld een 7,9.
Schoolbesturen en onderwijskwaliteit
Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit op de scholen die vallen onder hun bestuur. Zij moeten zorgen voor goed onderwijs voor alle kinderen. De Inspectie van het Onderwijs controleert de kwaliteit van het onderwijs en houdt toezicht op schoolorganisaties. De visie op onderwijs binnen een schoolorganisatie weerspiegelt de brede maatschappelijke opgave die het onderwijs heeft en geeft aan hoe het onderwijs bijdraagt aan de kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming van leerlingen. In het schoolplan beschrijven scholen hoe zij zorgdragen voor de wettelijke basiskwaliteit en hun eigen visie en ambities.
Scholen op de kaart laat zien hoe scholen werken aan onderwijskwaliteit en welke extra ondersteuning een school te bieden heeft. De Benchmark PO&VO brengt schoolbesturen in beeld op diverse gebieden, zoals huisvesting, financiën, personeel en onderwijs.
Code Goed Bestuur voor het primair onderwijs
Sinds 2010 is er een Code Goed Bestuur voor het primair onderwijs, die de sector zelf heeft vastgesteld. In 2021 werd deze vernieuwd. De Code Goed Bestuur beschrijft de uitgangspunten voor goed bestuur in het primair onderwijs. Daar hoort bij dat scholen en besturen actief en transparant met hun omgeving communiceren over hoe ze werken aan onderwijskwaliteit. Dit doen zij bijvoorbeeld in gesprek met de (G)MR, ouders en de lokale overheid.
Lees meer over de Code Goed Bestuur
Regie op Onderwijskwaliteit
Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van onderwijs op scholen. Dit vraagt in de eerste plaats om goed vakmanschap van onderwijsprofessionals. Een sterke kwaliteitscultuur, gestoeld op een heldere visie op goed onderwijs, draagt bij aan het versterken van hun professionaliteit. Daarbij horen heldere afspraken over zicht op, werken aan en verantwoorden van de kwaliteit van het onderwijs.
Dit heeft de PO-Raad verwoord in het model Regie op Onderwijskwaliteit. Dit model sluit aan bij het cyclische proces waarmee schoolorganisaties werken: definiëren van ambities, vertalen naar aandachtspunten en verbeterpunten voor de verschillende rollen in de organisatie, zicht houden op het realiseren van de ambities en verantwoorden daarover. Het gaat steeds om wat van belang is vanuit het oogpunt van leerlingen, schoolteams en het bestuur.
Aandacht voor kwaliteitszorg
In de periode van 2017 tot 2022 werd de onderwijskwaliteit van 520 schoolbesturen onderzocht. De inspectie oordeelde dat ruim 87% van de besturen de kwaliteitszorg voldoende op orde heeft. Dit percentage is toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren. Op de standaarden Kwaliteitscultuur en Verantwoording en dialoog behaalden ruim 94% van de besturen het oordeel voldoende of goed.
Onderwijs aan nieuwkomers
Kinderen die nieuw zijn in Nederland noemen we nieuwkomerskinderen. Dit zijn kinderen van asielzoekers, statushouders, expats, arbeidsmigranten en Oekraïense ontheemden. Al deze kinderen hebben recht op onderwijs.
Wanneer nieuwkomerskinderen in Nederland komen, worden ze veelal opgevangen in het nieuwkomersonderwijs, bijvoorbeeld op een azc-school, een taalschool of in taalklassen. De meeste kinderen krijgen ongeveer een jaar onderwijs op een nieuwkomersschool. Daarna stromen ze door naar het reguliere onderwijs.
Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne zijn er ook Oekraïense kinderen ons onderwijs binnengestroomd. Daar waar het kan, sluiten deze kinderen aan bij het nieuwkomersonderwijs. Daar waar het niet kan, bijvoorbeeld door personeelstekorten, kan een tijdelijke onderwijsvoorziening (TOV) worden opgestart. Het aanbod op een TOV mag afwijken van het aanbod op een reguliere (nieuwkomers)school, met bijvoorbeeld een derde onderwijs in de Nederlandse taal, een derde aandacht voor sociaal welbevinden en sport & spel, en een derde onderwijs in het Oekraïens.
De PO-Raad ondersteunt besturen en scholen op het gebied van nieuwkomersonderwijs samen met LOWAN.
Twee oplossingen
Samen de basis op orde brengen
Iedereen in het onderwijs is aan zet om de basis op orde te krijgen. De oplossingen kunnen verschillen per school, per klas en per leerling.
Scholen kunnen dit niet alleen. Samenwerking in de regio is belangrijk, net als het versterken van evidence-informed werken en een helder curriculum.
Een goed voorbeeld van samenwerken aan het versterken van evidence-informed werken is de Kennistafel Effectief Leesonderwijs.
Kansen van kinderen vergroten
Het mag voor de ontwikkeling van een kind niet uitmaken op welke school het zit. Door de grote verschillen tussen scholen maakt dat nu wél uit. Om de verschillen tussen scholen te verkleinen, moeten we meer van elkaar leren, ambitieuze(re) doelen stellen en onze collectieve ambitie versterken. We kunnen de volgende dingen doen om het lerend vermogen van de sector te versterken:
- ondersteunen van scholen waar de onderwijskwaliteit onder druk staat met het programma Goed Worden, Goed Blijven van de PO-Raad;
- stimuleren van een onderzoeksmatige cultuur op scholen, waarbij vragen uit de onderwijspraktijk evidence-informed worden aangepakt;
- organiseren van scholing en professionalisering van bestuurders via de PO-Academie;
- aanbieden van bestuurlijke visitaties. In de sector is afgesproken dat elk schoolbestuur minimaal eens in de vier jaar deelneemt aan een collegiale bestuurlijke visitatie. Uit een gespreksronde van de PO-Raad in 2020 onder 774 besturen blijkt dat een kwart van de schoolbesturen gebruikmaakt van bestuurlijke visitaties (24%).