;

Personeel

Deel deze pagina

Social media

Leraren en schoolleiders zijn bepalend voor de kwaliteit van een school. Dit betekent dat ook de kwaliteit van de leraren en schoolleiders zelf van doorslaggevend belang is. 

 

Voor het realiseren van de ambities van een school zijn voldoende goed geschoolde medewerkers nodig. Het is daarom cruciaal dat we investeren in leraren en schoolleiders: in hun opleiding en begeleiding gedurende de eerste jaren van hun loopbaan én in hun professionele ontwikkeling daarna.

Wie werken er in de school?

In het primair onderwijs werken 190 duizend mensen (129.038 fte's). Van 2015 tot 2021 groeide de totale personeelsomvang met meer dan 13.000 fte's. De toename komt door de groei van de categorie ‘direct onderwijsondersteunend personeel’. In deze categorie vallen functies als onderwijsassistent, klassenassistent, pedagogisch medewerker, leraarondersteuners en zorgassistent. Scholen geven aan dat zij deze mensen hebben aangetrokken vanwege de extra middelen (zoals NPO- en werkdrukmiddelen) in samenhang met het lerarentekort. Voor een deel gaat het hier dus om functies waarvoor men liever leraren had aangetrokken.

Het percentage ondersteuning in het primair onderwijs is 9,6%

Meer primair proces, minder ondersteuning

In de onderstaande figuur is het onderwijzend personeel en het onderwijsondersteunend personeel weergegeven als het primaire proces. Onder (indirecte) ondersteuning worden functies geschaard als schoolleider, conciërge, schoolbestuurder, administratieve functies en ICT'ers. Het aandeel ondersteuning daalde in het primair onderwijs van 10,4% in 2017 naar 9,6% in 2021. Een laag ondersteuningspercentage is niet per se beter. Het is belangrijk dat leraren goed worden ondersteund zodat zij zich kunnen concentreren op lesgeven in plaats van op zaken als administratie, schoonmaak en ICT.

Wanneer we nader inzoomen, valt binnen de categorie ondersteuning de daling van het aandeel directie, bestuur en management op, zowel absoluut als relatief. Een oorzaak hiervan is de daling van het aantal schoolleiders. Dat kan te maken hebben met de afname van het aantal scholen en met het schoolleiderstekort.

Ondersteuning vooral op scholen zelf

De ondersteunende functies in het primair onderwijs zijn vooral op de scholen zelf. Meer dan 8% van het totaal aantal fte's ondersteuning is werkzaam op de scholen. Dit is meer dan 80% van de totale ondersteuning. Schoolleiders vormen hierbinnen de grootste groep. Bij overige ondersteuning op scholen kan gedacht worden aan conciërges en administratieve ondersteuning. Van het totaal aantal fte's binnen schoolorganisaties in het primair onderwijs kan 1,5% worden aangemerkt als bovenschoolse ondersteuning. Dit zijn vaak functies op het bestuurskantoor.  

Beter inzicht in de overhead

De bovenstaande cijfers over ondersteunende functies zijn gebaseerd op de personeelsgegevens die schoolbesturen aan DUO leveren. De kwaliteit van deze gegevenslevering is voor verbetering vatbaar, bijvoorbeeld omdat het voor schoolorganisaties niet altijd helder is in welke functiecategorie een medewerker valt en hoe zij moeten omgaan met medewerkers die meerdere functies vervullen (zoals een schoolleider die twee dagen per week voor de klas staat).

De PO-Raad en de VO-raad onderzoeken samen met het ministerie van OCW en DUO hoe de kwaliteit van de data kan worden verhoogd. Dat kan de basis zijn voor een benchmark van overhead op bestuursniveau. Het doel is om uiteindelijk een goed beeld van de overhead te kunnen publiceren. Uitbesteding en inhuur zouden daar ook onderdeel van moeten uitmaken om de overhead juist te kunnen interpreteren.

Schoolorganisaties kunnen deze benchmark vervolgens gebruiken bij het evalueren en bespreken van de omvang van de ondersteuning, bijvoorbeeld met het intern toezicht en de (G)MR. Het is hiervoor wel noodzakelijk dat de gegevens op het niveau van de schoolbesturen kunnen worden gebruikt. Het ministerie werkt aan het structureel regelen van een wettelijke basis hiervoor.

Het tekort aan leraren is groot

 

Het tekort aan leraren in het primair onderwijs is groot: eind 2021 was dit 9100 fte's. Dat is 9,1% van de werkgelegenheid voor leraren. De tekorten zijn ongelijk verdeeld: scholen in de G5 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere), scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs, en scholen met een hoog schoolgewicht komen de meeste leraren tekort. Deze ongelijke verdeling van het lerarentekort is zorgwekkend en draagt potentieel bij aan meer kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs.

Verborgen tekorten
De tekorten zijn hoger dan het aantal openstaande vacatures omdat ‘verborgen’ vacatures door noodmaatregelen worden opgevangen. Noodmaatregelen zijn bijvoorbeeld inzet van bevoegde ambulant begeleiders of het inhuren van uitzendkrachten en zzp'ers. Ook zetten scholen schoolleiders, intern begeleiders, gepensioneerden of onbevoegden voor de klas. In uiterste gevallen sturen zij leerlingen naar huis.

Voorspelde tekorten
Elk jaar worden er prognoses gemaakt over de toename van de tekorten. Uit de meest recente data blijkt dat door een verwachte leerlingendaling de tekorten tot 2024 eerst met 30% zullen afnemen, om daarna hard te stijgen tot bijna 8000 fte. Als basisjaar is hiervoor 2021 genomen met een tekort van 5474 fte (Centerdata, 2021). 

Tekorten zijn ongelijk verdeeld

Regionale verschillen

Alle regio’s in Nederland hebben of krijgen te maken met een tekort aan leraren. Het tekort is het grootste in de Randstad: binnen de G5 is het lerarentekort 14,3%; dat is bijna twee keer zo groot als daarbuiten (8%). Deze verschillen komen onder andere tot stand door demografische verschillen: waar het aantal leerlingen daalt in randgemeenten, stijgt dit in de G5.

Verschillen per schooltype

De tekorten in het primair onderwijs zijn het grootst in het speciaal basisonderwijs (13,3%) en het laagst voor het regulier basisonderwijs (8,6%).

Verschillen naar schoolweging

Scholen met een hogere schoolweging (dat zijn scholen met een kwetsbare leerlingpopulatie) komen twee keer zoveel leraren tekort als scholen met een lagere weging. Over het algemeen geldt: hoe hoger de complexiteit van de leerlingpopulatie, hoe hoger ook het lerarentekort. Dit is geen Randstadeffect: het verschil blijft bestaan als er rekening wordt gehouden met de mate van stedelijkheid.

Extra NPO-middelen kunnen tekorten vergroten

De extra middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) kunnen zorgen voor een vergroting van de personeelstekorten. Dit komt doordat scholen terughoudend zijn om op basis van kortlopende extra middelen personeel aan te nemen, maar ook omdat de extra leraren er simpelweg niet zijn.

Ook is sprake van een ‘waterbedeffect’: leraren die ergens worden aangetrokken, gaan op een andere plek weg. Juist op de plekken waar het lerarentekort nu al hard wordt gevoeld, in het speciaal onderwijs en op scholen in achterstandswijken, vertrekken leraren naar een aantrekkelijke functie elders (die tot stand is gekomen met NPO-middelen).

Te weinig schoolleiders

Niet alleen aan leraren, maar ook aan schoolleiders is een tekort in het primair onderwijs. In het Schoolleidersregister PO (SRPO) staan 7389 schoolleiders geregistreerd (oktober 2022). Het totale landelijke tekort aan schoolleiders is gemiddeld 12,9% van de werkgelegenheid voor schoolleiders. Dat betekent dat ongeveer 1100 fte's niet kunnen worden ingevuld.

In de vijf grote steden is het tekort gemiddeld 13,6% van de werkgelegenheid; buiten de G5 is dat 12,5%. Ook bij schoolleiders is er sprake van een verborgen tekort, bijvoorbeeld omdat schoolleiders noodgedwongen voor meerdere scholen die functie vervullen.

Met pensioen
Bijna de helft van de schoolleiders is 55 jaar of ouder. 30% is zelfs 60 jaar of ouder. Zij zullen de komende jaren met pensioen gaan. Dit zal de vraag naar schoolleiders verder doen toenemen.

Strategische rol voor schoolleiders

De schoolleider in het primair onderwijs werkt samen met collega’s in de school aan toekomstbestendig onderwijs, maatwerk en gelijke kansen voor leerlingen. Daarnaast houden schoolleiders zich ook bezig met maatschappelijke uitdagingen, zoals het belang van technologie tijdens de coronacrisis. Steeds meer vervult de schoolleider echter ook een strategische rol in het contact tussen de school en de buitenwereld.

 

De rol van de schoolleider vraagt om een breed scala aan onderwijsinhoudelijke, strategische en leidinggevende vaardigheden. Schoolleiders willen zich professionaliseren op deze onderwerpen, maar komen daar vaak niet toe door de dagelijkse hectiek op school. Zij besteden veel tijd aan het werven van personeel en het regelen van vervanging bij bijvoorbeeld ziekte. Gedurende de coronacrisis kwam daar veel regel- en organiseerwerk bij, zoals het uitvoeren van de protocollen van de overheid, het organiseren van onderwijs op afstand en het onderhouden van contact met de GGD.

Schoolleider worden

34% van geïnteresseerde leraren geeft aan een overstap naar de functie van schoolleider te overwegen als ze de ruimte krijgen om te proberen of het werk iets voor hen is. 30% geeft aan door een hoger salaris overgehaald te worden. 28% van de geïnteresseerde leraren zou het beroep schoolleider overwegen als ze meer begeleiding zouden krijgen als startende schoolleider.

Redenen om van baan te wisselen

Er wordt veel van schoolleiders gevraagd en er is een groeiend schoolleiderstekort. Hoewel de meeste schoolleiders tevreden zijn met hun werk, zoekt een op de vijf een andere baan. Welke redenen zijn er voor schoolleiders om van baan te wisselen?

Vijf oplossingen

De PO-Raad ziet vijf structurele oplossingen voor het terugdringen van het leraren- en schoolleiderstekort:
1.

Versterken van goed werkgeverschap

Wanneer we starters in het onderwijs beter kunnen binden en boeien, en wanneer we erin slagen de werkdruk te verlagen, zullen we meer leraren en schoolleiders kunnen behouden voor het onderwijs.

 

Over het algemeen zijn startende leraren tevreden met hun baan in het onderwijs. De inhoud van hun werk beoordelen zij met een 7,8 gemiddeld, de organisatie ook met een 7,8 en het werken in het onderwijs met een 7,6. Van de leraren die in 2018 in het primair onderwijs startten, had 9% een jaar later de sector verlaten. Dat aantal neemt af: in 2013 verliet 22% van de startende leraren binnen een jaar het onderwijs. 
 

2.

Meer routes naar het leraar- en schoolleiderschap

Wanneer er meer routes leiden naar het beroep van leraar, draagt dat bij aan de kwaliteit van het onderwijs en aan het verminderen van het personeelstekort. 

Bij het terugdringen van het schoolleiderstekort kunnen kweekvijvertrajecten een rol spelen. In een kweekvijver kunnen talentvolle medewerkers die een leidinggevende functie ambiëren, nagaan of het vak van schoolleider bij hen past. 

 

Het aantal zijinstromers groeide de afgelopen jaren: van slechts enkelen in 2016 tot 824 in 2020. Ook bij zijinstroom is er sprake van een samenwerking tussen opleiding, schoolbestuur en leraar in opleiding. Door zijinstroom is de verwachte toename van de personeelstekorten in het primair onderwijs nu minder groot dan eerder werd verwacht. De effecten van het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) op de zijinstroom zijn in deze cijfers nog niet zichtbaar.

3.

Bestuurlijke samenwerking

Binnen het Platform Samen Opleiden & Professionaliseren werken scholen, schoolbesturen en lerarenopleidingen in regionaal verband samen aan het opleiden van leraren in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Samen zorgen zij voor een nauwe aansluiting tussen opleiding en praktijk, waardoor de opleiding aantrekkelijker wordt. Bovendien ontstaat er een doorlopende leerlijn voor leraren in de eerste jaren van hun loopbaan en wordt uitval van leraren voorkomen.

De PO-Raad stimuleert de samenwerking tussen schoolbesturen en lerarenopleidingen en hoopt dat binnen afzienbare tijd alle studenten worden opgeleid volgens het principe ‘samen opleiden’.

4.

Een rijke schooldag

Op een ‘rijke schooldag’ worden buitenschoolse opvang, sport, kunst, cultuur, huiswerkbegeleiding, muziek en het ontdekken van techniek en natuur zoveel mogelijk onder één (school)dak bij elkaar gebracht. Dit bevordert kansengelijkheid en biedt bovendien ruimte om een schooldag of -week anders in te richten.

5.

Anders organiseren

Anders organiseren betekent dat de werkzaamheden in de school worden herverdeeld. Dit is mogelijk dankzij de komst van 5.000 fte’s aan onderwijsondersteunend personeel (OOP'ers) in de afgelopen twee jaar. Wanneer taken in de school opnieuw worden verdeeld, kunnen leraren meer tijd krijgen voor bijvoorbeeld onderwijsontwikkeling. Ook het inzetten van vakdocenten voor muziek- of bewegingsonderwijs is mogelijk.

 

OOP’ers kunnen ook schoolleiders ondersteunen, bijvoorbeeld door administratieve taken over te nemen. De afgelopen twee jaar waren schoolleiders vaak crisismanagers. Veel van hun tijd werd opgeslokt door de coronacrisis. Hierdoor kwamen ze weinig toe aan onderwijskundig leiderschap. Om hen te behouden voor het onderwijs en het beroep van schoolleider weer aantrekkelijker te maken is een verschuiving van taken gewenst.